Welke delen van een organisme kun je m.b.v. een microscoop onderscheiden?

Als we de kleine bolletjes en 6-hoekjes van een organisme willen onderzoeken, moeten we gebruik maken van een microscoop. Dankzij de microscoop kunnen we de kleine onderdelen goed bekijken. Om ervoor te zorgen dat we een goed beeld krijgen zijn de preparaten gekleurd.
Als de preparaten niet gekleurd waren, dan zagen we bij alle plantaardige beelden enkel groene kleuren, dit zou het moeilijker maken om alle onderdelen van elkaar te onderscheiden.


Waarneming

Vergelijk de microscopische bouw van de vier organen. Wat hebben hebben ze allemaal gemeen? Kijk naar de kleur, de vorm ...

Als je de organen goed bekijkt, dan zie je allemaal verschillende lagen en gebieden met elk een specifieke kleur. Zonder dat je de naam van die lagen kent, weet je dat de verschillende lagen/ gebieden verschillend van elkaar zijn. Hiervoor moet je de leerstof niet geleerd hebben, je moet alleen goed naar de beelden kijken. 

Zo een gebied noemen we een weefsel. Je kan de weefsels van elkaar onderscheiden doordat ze verschillend zijn vorm en/of kleur. 
Je kent hoogstwaarschijnlijk enkele weefsels. Denk aan de weefsels in je lichaam.
Kan je er enkele bedenken? 


Opdracht 

Duid in je werkbundel op elke foto 1 weefsel in het rood aan.  

Waarschijnlijk heb je gemerkt dat het veel eenvoudiger is om een plantaardig weefsel aan te duiden. 

Kijk bijvoorbeeld naar het preparaat van de wortel. Als je goed kijkt zie je een buitenste rand in een donkerblauwe kleur, daarna een dikker lichtblauw gedeelte, vervolgens zie je een rood/paars cirkeltje en helemaal in het midden zie je een donkerblauw gebied met witte vlekjes. 
Het is dus vrij eenvoudig om de verschillende weefsels van elkaar te onderscheiden. 

Als we naar het preparaat van de slijmbekercellen kijken, dan zie je enkele paars gekleurde kronkels. Binnenin de kronkels zie je nog wel enkele kleurverschillen, maar dit is veel moeilijker om waar te nemen. 

Weefsels bij planten zijn meer afgelijnd, waardoor je ze eenvoudiger uit elkaar kunt halen. 

Bekijk nu de weefsels van dichterbij. 
Op foto 1 zie je een preparaat van een wortel waarbij 1 weefsel is uitvergroot. (bron: Ferdinand Bakker)
Op foto 2 zie je slijmbekercellen van dichterbij. (bron: dreamstime) 

Als je de weefsels van dichterbij bekijkt, zal je zien dat je verschillende onderdelen ziet. Elk onderdeel in een weefsel heeft dezelfde kleur en ongeveer dezelfde vorm. 

Zo 1 onderdeel noemen we een cel

Opdracht

Duid in je werkbundel op elke foto 1 cel in het groen aan. 


Vaststelling

Een orgaan bestaat uit verschillende laagjes/ gebieden die we weefsels noemen.
Weefsels zijn opgebouwd uit hokjes / bolletjes, die we cellen noemen.


Besluit

Organismen bestaan uit weefsels, die op hun beurt bestaan uit cellen met dezelfde vorm, kleur en functie. Als we deze oplijsten van groot naar klein, dan krijgen we:

  1. Organisme
  2. Stelsel
  3. Orgaan 
  4. Weefsel 
  5. Cel

De cel is de kleinste levende eenheid van een organisme. Cellen met dezelfde bouw en functie, noemen we een weefsel. Een orgaan is een groep samenwerkende weefsels, zoals bij de maag het geval is. Een aaneenschakeling van organen die samen aan een grote taak werken, noemen we een stelsel, bijvoorbeeld het spijsverteringsstelsel. Alle stelsels samen vormen dan een organisme. 


Als we de plantaardige organen met de dierlijke cellen vergelijken, dan merken we enkele verschillen. Ga verder met de les om de verschillen te ontdekken.


Doelen

  • Je duidt 1 weefsel aan op een plantaardige en dierlijke doorsneden m.b.v. microscopische beelden.
  • Je duidt 1 cel aan op een plantaardige en dierlijke doorsneden m.b.v. microscopische beelden.
  • Je legt uit dat cellen gegroepeerd zijn in weefsels, weefsels in organen en organen in orgaanstelsels.
© 2020  Alle rechten voorbehouden.
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin